![]() |
|
eetcafé | Amsterdam zaterdag 28 januari 2023 |
![]() |
HOME | MENU | AGENDA | DE WC DEUR | POëZIESLAG | INSCHRIJVEN | CONTACT | ![]() |
![]() |
![]() |
![]() TERUG ![]() ![]() ![]() ![]() |
![]() |
Verslag poëzieslag di 4 februari 2003 Verslag door dichter/jurylid Sven Ariaans
Dat was bij de derde kandidaat, of beter gezegd het tweede duo, wel anders. De Woorddansers, bestaande uit de Rotterdammers jeRoen Naaktgeboren en Arie Hordijk, lieten er bepaald geen gras over groeien. Met perfect synchroon uitgevoerde voordrachtspoëzie sloegen de "woordenaars van Pim Fortuyn" in als een bom. Hun werk staat bol van de knipogen naar de Maasstad in het algemeen; "alle soorten water, maar uiteindelijk weer open zee", en Feyenoord in het bijzonder: "Ze roepen: "Rotterdam, kankerstad, in de oorlog lag je plat!" waarop wij dan weer reageren met "Hamas, Hamas, Joden aan het gas!"". Je moet het maar durven debiteren, zo in het hartje van de Jordaan. Dat ze er mee wegkwamen zegt eigenlijk al genoeg. Ze hadden het over "flinterdun vlinderend vloeipapier". Flinterdun? Neen. Vlinderend en vloeiend? Jazeker. En sowieso: wie dubieuze hooliganteksten intelligent integraal weet te integreren in zelfrelativerende maar bovenal zinderende, vlinderende, vloeiende poezie, moet wel van goede huize komen. Daden met woorden, zou ik derhalve willen roepen.
Over het tweede blokje van de avond ga ik kort zijn. De daarin optredende deelnemers, te weten Michael Wahlen, Stefen O Prinsen en Bertine Maas, waren alledrie niet echt tenenkrommend slecht te noemen, maar om nou te zeggen dat er ook maar een strofe uit hun mond kwam, die het werkelijk verdient om hier op papier herhaald te worden: neen. Het was vlees noch vis. Misschien dat u filosofisch kunt wegdromen bij phrasen van Betina als "waar ik je pel, schil ik de tijd", of dat u kunt grinniken om flauwe nietszeggende rijmende zinnetjes van Stefen als "Ik wip je, was ik maar je slipje", maar mij is zulks helaas niet gegeven. Ook de eerste deelnemer van het derde blokje, Frans Veer had dergelijke zinnetjes in zijn repertoire; "deze meid is naar de haaien, we hadden haar gisteren nog kunnen naaien", maar het verschil met Stefen was dat Frans ze wist te plaatsen in een dichterlijke context. Ze kwamen niet uit zijn eigen mond, maar uit die van de kustwacht aan de Costa del Sol, waardoor hij in de zinnen eromheen, trouw aan het motto dat hij voerde ("pak het goed in, dan pakt het goed uit") zijn eigen, poëtischere visie kon etaleren. De negende dichter, de Hagenees Wim Akkermans, had een zware avond. Ten eerste was, zo beweerde hij, zijn tas met gedichten gejat. Ten tweede was wat hij vervolgens voordroeg uit zijn blote hoofd (daarvoor overigens niets dan lof), nou niet bepaald om over naar huis te schrijven. "Zij slaat haar ogen open, hij slaat ze weer eens dicht". Ik ben benieuwd of de dienstdoende dief daarom gelachen heeft. Maar een moment van zelfherkenning zal de snodaard zeker hebben beleefd bij een ander citaat van Wim: "traag stroomt de modderrivier en wat ie tegenkomt dat neemt ie mee." Om na het zeven van de buit te constateren dat het hier een nonvanst betrof. Of om een eerder citaat van de Woordansers te citeren: "Alle soorten water, maar uiteindelijk weer open zee". Pareltjes scheppen is nou eenmaal niet voorbehouden aan de grote riolen. Wat dat betreft had de dief beter de tas van de laatste kandidate en praktisch naamgenote Wilma van den Akker kunnen ontvreemden. Wilma, u wellicht nog bekend als de initiatiefneemster van de stelling uit het vorige verslag "Is performance poëzie?", startte met een reactief gedicht: "Ik rap/rep niet", dat begon met de zin: "Ik zeg geen kut, lul of neuken godverdomme!". Ze stond met haar "theezeefje onder de vrachtwagen die vuil uitstort" en verdomd, zij wist het op die manier wel voor elkaar te krijgen om dat pareltje te scheppen. Het bezorgde haar uiteindelijk een finaleplaats. Een finale waarin ze het mocht opnemen tegen de Woorddansers. Maar dit pas nadat ze eveneens de tweede ronde had overleefd waarin Willem Adelaar verzuchtte: "ik hoef geen slaven, ik wil alleen maar koningen om me heen", en "ik denk niet meer, nu alles zich laat zien", en waarin Frans zei "deze wereld te verdragen" omdat hij zich "er volledig van af heeft gekeerd".
|
![]() |