![]() |
|
eetcafé | Amsterdam zaterdag 28 januari 2023 |
![]() |
HOME | MENU | AGENDA | DE WC DEUR | POëZIESLAG | INSCHRIJVEN | CONTACT | ![]() |
![]() |
![]() |
![]() TERUG ![]() ![]() ![]() ![]() |
![]() |
Verslag poëzieslag di 1 februari 2005 Verslag door jurylid/dichter Sven Ariaans Maar om een lang verhaal kort te maken: rijmen mag natuurlijk wel. En gelukkig maar, want er werd nogal wat afgerijmd in Festina Lente, op dinsdag 1 februari. De eerste dichteres, Tineke Slats, tegenwoordig weer wonend om de hoek van Festina, deed het soms zelfs in de titels van haar gedichten: 'Krukkig gelukkig'. Met haar karakteristieke hoge stem opende ze met de zin "In den beginne is er geen woord". Via "verlangen in G-groot" - "niets kan mij meer bekoren dan een artistieke kop" - kwam ze uit op haar slotzin: "als hij mijn ..(?) strelen kan / wil ik meteen aan die man." Rijm, ik zei het al. Maar grootdichterlijk voorgedragen, bombastisch bijna, en dat wil op het podium nog wel eens werken. "Ja, ja, jaaah, geweldig!", riep een jonge dronken jongen uit het publiek, terwijl deze vrouw die zijn moeder had kunnen zijn, haar blaadjes weer opborg in haar tas. De tweede dichter, Pom Wolff, is een oude bekende. Over het algemeen valt er bij Pom weinig rijm te ontdekken, maar ook hem kon ik er deze avond toch af en toe op betrappen. Onder het motto "niets is me liever dan eenvoudig mooi", liet hij "bruidsboeket" volgen door "sigaret" in het gedicht 'Wereld', dat startte met de zin "we hebben oorlog gesloten". Wat Pom voor mij op het podium zo'n goeie dichter maakt is zijn pregnante manier van voordragen. Elke zin wordt uitgesproken alsof het de ultieme verklaring betreft voor hoe het allemaal zo vreselijk is geworden in deze wereld, terwijl je dat laatste sowieso al niet eens in de smiezen had. Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Maar het zit vooral ook in zijn teksten. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Pom besloot zijn eerste ronde met "Fuck you all my friends, zo moet het einde zijn. Zo moet het einde zijn." De voordracht van de derde kandidaat, Bram Terra, heb ik voor een groot gedeelte moeten missen. Ik had me in een opwelling dwars door het publiek heen naar buiten geworsteld. Want ik zag dat een van de toeschouwers was "out" gegaan . Tineke Slats, haar aanverwanten en ik probeerden haar op te lappen op het bankje voor het café, naast het standbeeld van Pessoa. Het betrof een 84-jarige vrouw. Ze kwam af en toe bij, maar viel telkens weer weg. Ze wist haar naam te vertellen, maar klaagde over ademnood en halverwege het debiteren van haar adres zakte ze weer in. Bewusteloos. Haar handen waren zo koud als het standbeeld. Ik worstelde me weer naar binnen, bestelde een glas water aan de bar en deed verhaal aan de beste barkeeper ter wereld, Jorrit, die daarop een ambulance bestelde. Ondertussen was de poëzie doorgegaan. Vanaf de oude vertrouwde Festinavloer hoorde ik een jonge jongen, Bram, nog net een gedicht voordragen waarin het woord "zuurstofgebrek" voorkwam. In een taaltechnisch verzorgde zin. Dat is alles wat ik erover kan zeggen. In de daarop volgende pauze werd de 84-jarige mevrouw ingepakt op een brancard de ambulance in getild en was er voor de overige bezoekers gelegenheid om cappuccino's te bestellen, iets wat tijdens de voordrachten niet mag, omdat het gorgelende geluid van de koffiemachine te veel afleidt van de poëzie. Wat zal ik erover zeggen? Voorlopig maar even niets. Laat ik met het verslag ook maar gewoon doordenderen. Als eerste in het tweede blokje trad Charlotte Huiskamp aan. Ze is 24, studeert film en TV-wetenschappen en werkt in de Engelenbak en stond voor de eerste keer op het podium, vertelde Roos, de presentatrice. Ze kwam met het motto "Was ik maar profvoetballer geworden, dan kon ik met de jongens douchen." Ik hield mijn hart vast. En inderdaad, tot poëzie kwam het niet echt. Ze opende met het gedicht 'Gelukkig thuis', dat eindigde met de zin "vanavond oefenwedstrijd / Thuis gelukkig". Daarna vroeg ze aan het publiek: "Ken je dat moment, dat je je kamer op wilt ruimen?" Het bleek de eerste zin te zijn van haar tweede gedicht. Prozapoëzie kortom, uitmondend in "elk langgeschreven briefje dat ik schrijf of later krijg, ruimt lekker op." Geen rijm, wel het "out-of bed"-idee, maar dan zonder dat er uren in zijn gestoken. Gewoon elke zin die in je opkomt op papier kwakken en dat een gedicht noemen. Nou is het zo dat elke dichter(es) een narcistische fase schijnt door te moeten maken, maar dat hoef je natuurlijk niet breeduit op het podium te etaleren. Of je moet het doen zoals Jelle Kruk. De zesde dichter van de avond was zo mogelijk nog slechter, maar wel een stuk echter of in ieder geval oprechter. Meubelstoffeerder Jelle kwam helemaal uit Meppel en beloofde "biografische", tragikomische gedichten te gaan voordragen. En tragikomisch was hij, maar misschien niet helemaal zoals hij bedoeld had. Dapper debiteerde hij zijn eerste zin: "In het o zo verre Noorden...", waarna hij zijn hand als een schelp achter zijn oor zette, het publiek in keek en vroeg : "Welke oorden?" Even dacht ik dat het ironisch bedoeld was, een grap, poëtisch cabaret en dat ie misschien zelfs wel helemaal niet uit Drente kwam. Hans Teeuwen kan ook dat soort typetjes neerzetten. Denk aan Guido uit zijn eerste programma 'Hard en zielig'. Ik kon een grinnik niet onderdrukken. Jelle ging ondertussen onverstoorbaar voort: "Ridder Jelle ging op zoek naar Ellen". En niet veel later bleek "Snelle Jelle", zoals hij zichzelf toen begon te noemen, gewoon een sprookje te vertellen. Niks geen cabaret. Dit was bloedserieus. Gemeend. Of anders toch wel heel erg briljant gespeeld. "Daar ging Ridder Jelle op zijn witte peerd / Nee, ik zeg het verkeerd / hij ging niet op zijn peerd / zijn vervoer is gemechaniseerd!" Nog iets verderop: "13 engelen kwamen op mijn afgedaald / Bent u verdwaald?" De presentatrice begon dat laatste op een gegeven ogenblik serieus te vrezen, want zijn drie minuten waren al ruimschoots voorbij en "Ridder Jelle was nog steeds op zoek naar Ellen". Ze maande hem om nu toch echt eens af te gaan ronden. "Maar, maar, maar... het is een open eind!" riep Jelle verontwaardigd naar haar terug, om daarna nog even snel een van zijn legendarische zinnen uit te spreken: "Wat ligt daar in het plantsoen? Het is een glazen schoen!" Zeldzaam. Na Snelle Jelle was het de beurt aan Martijn Delis, een 28-jarige organisator van dance-evenementen en verzorger van geestelijk gehandicapten, om ons te vergasten op wat rijmdwang. Maar daar waar Jelle kwam met rijmwoorden die normaliter alleen door kinderen worden gevonden, zag je bij Martijn het volgende rijmwoord meestal al van verre aankomen. De taal was over het algemeen verzorgd, net als de voordracht, maar erg spannend was het allemaal niet. Hij begon voor zichzelf nog hoopvol met "Ogen stralend van verwondering om de dingen om haar heen" , maar eindigde met "Waarom ben ik weggegaan / waarom heb ik godverdomme mijn pils zo lang laten staan". Ach ja. Tijd voor een pauze Na Krijn-Peter mocht diens 5 jaar jongere, maar bekendere broer Sieger Baljon het podium op. Sieger is van een iets ander slag dan Krijn-Peter. Daar waar Krijn-Peter zich houdt aan een strakke vorm, zoekt Sieger het experiment. Raaskalverzen noemt hij zijn gedichten zelf, maar ze zijn meer dan dat. Zoals de laatste tijd gebruikelijk begon hij met een klankdicht. Een nieuwe in dit geval: 'Stille tocht'. Het is wat mij betreft zijn beste tot nu toe; prachtige woordloze communicatie met het publiek en het oogstte dan ook direct applaus. Hij vervolgde met 'Stadsrand', ("Vernauw ik mijn blik, dan geloof ik het sprookje"), en eindigde met 'Techno', waarin de voor Sieger letterlijk en figuurlijk typerende zinsneden "met intense dansen / onregelmatige slagen". Bij Sieger denk je altijd aan een acrobaat, zowel in woord als mimiek en in overige fysiek. Hij geeft zich compleet op de planken, zoals anderen zich helemaal leeg kunnen dansen op housemuziek. Slotzin: "en lopen we de straat op / en zijn we nog slechts in huid gehuld." Wie na de beide broers het podium op moet valt niet te benijden. De pechvogel heette in dit geval Roos Moesbergen en ze had ook nog eens niet al te beste poëzie meegebracht. "Surfen wil ik, op golven die glinsteren", was haar eerste zin (uit het gedicht "Zeeën van tijd"), en die zette de toon voor de rest van haar drie minuten. Het waren voornamelijk cliché's die de klok sloegen; "verdriet is een vijand" en "leven is zwemmen naar de overkant". Ook de laatste dichter van de eerste ronde, de 32-jarige Amsterdammer Bri Fatiaenni viel op weinig interessante zinnen te betrappen, wel op geforceerde woordspelingen: "zo rein stroomt de Rijn". Grote woorden, weinig wol: "vriendschap draagt wreedheid in zich" en "de wind is nergens zo veelzeggender" en uiteraard kwam ook het clichéwoord aller clichéwoorden weer voorbij: "de einder". Tineke verwerkte de namen en flarden van songteksten van Jimi Hendrix, Jim Morisson en Bob Marley in haar eerste gedicht, maar deed dat integraal en nogal 1-dimensionaal. Iets verderop was ze beter op dreef, "ik wou dat jij mijn cello was / bang voor de eerste violen", maar ze moest het afleggen tegen een ontketende Pom Wolff die begon met "Er waren dagen bij die zusjes werden", vervolgde met het lichtere 'Hema'-gedicht; "met wie wil ik in de Hema lopen / wie wil ik ruiken rek na rek" dat eindigde met "en watjes om te deppen / als ik straks je strot door snijdt." Hij werd beloond met gelach, maar ik was zelf meer gecharmeerd van zijn slotreeks; "de vrouw die je net een hand gaf / dat was je moeder" en zijn evergreens "Jij bent erg mens", waaruit de in het circuit wereldberoemde slotzin "Jij bent echt erg!" en "Hakmes", waarbij een in het publiek aanwezige Lucas Laherto Hirsch van afstand de tweede stem verzorgde. Bram Terra bleek gelukkig niet voor niets geselecteerd, hij zorgde er met zijn gedicht over Groningen Centraal voor dat Edith, Simons partner, een traantje moest wegpinken. Er mag nog wat aan geschaafd worden, maar de jonge jongen is absoluut een talent voor de toekomst. Sieger begon wederom met een klankgedicht, vervolgde met 'Situatie' waarin zinnen als "er hangt speelgoed uit het raam te klooien" en "ik weet niet waar mijn zak of waar mijn doekjes schuilen" en ging helemaal los bij zijn slotgedicht 'Exit gisteren', waarbij hij op een gegeven moment kronkelend gebruik maakte van de reling van de balustrade op het podium. De vader van Festina-eigenaar Felix von Schmid was eerder die week plotseling overleden en Erik-Jan Harmens was gevraagd een van zijn gedichten voor te dragen om bij dit drama stil te staan. Hij droeg voor de gelegenheid wat ingetogener voor dan we van hem zijn gewend zijn, maar het was goed om Erik-Jan, die nog niet zo heel lang geleden zijn eigen vader verloor, te horen spreken. Krijn-Peter had zijn vijfluik inmiddels afgerond en kwam met een iets ander soort gedicht op de proppen. Een minder strakke vorm, maar minstens zo ritmisch als wat hij in de eerste twee ronden had gedebiteerd. En geniaal gebracht. Het gedicht 'Knokploeg'. U kunt het zodadelijk onder dit verslag nalezen. Betekent dit dat Krijn-Peter de uiteindelijke winnaar werd? Ja en nee. Krijn won met overmacht de publieksprijs, maar de prijs van de jury ging toch naar Pom Wolff. Zijn "aangename hardvochtigheid" (citaat van Erik-Jan Harmens) won het nipt van de weergaloze controle over de woorden van Krijn Peter Hesselink. Beiden zijn giganten, van beiden vind u hieronder poëzie. Rest mij om nog te vermelden dat het met de 84-jarige vrouw weer helemaal goed is gekomen. Het was een fantastische avond.
knokploeg
|
![]() |