![]() |
|
eetcafé | Amsterdam zaterdag 28 januari 2023 |
![]() |
HOME | MENU | AGENDA | DE WC DEUR | POëZIESLAG | INSCHRIJVEN | CONTACT | ![]() |
![]() |
![]() |
![]() TERUG ![]() ![]() ![]() ![]() |
![]() |
Verslag Poëzieslag di 5 april 2005 Verslag door dichter/jurylid Sven Ariaans De organisatie van de poetryslams in Eindhoven plaatst deze verslagen soms op hun weblog (poetryslameindhoven.web-log.nl). Op het volgens mij toch echt niet zo negatieve verslag van februari 2005 kwam welgeteld 1 reactie. Van ene Marcus Schenk: "Wat een duffe recensies zeg.... kun je alleen maar een azijnpisser zijn?" Anyway. Het is dat ik het op 5 april in het openbaar beloofd heb om wel iets te schrijven over die avond, anders had ik het deze keer weer overgeslagen en u enkel verblijd met een gedicht van de winnaar. Er deden 12 dichters mee op 5 april. De eerste was 'Dick'. Hij was tandarts, 46 jaar, had een restaurant, kwam uit Den Haag en trad voor de eerste keer op buiten zijn stadsgrenzen. Hij bracht naar eigen zeggen 'poëzie op pootjes' en kwam met een drieluik over de Hofstad. Zinnen als "Den Haag, klopt van top tot teen" en "het hagelt hagelstenen en hagelslag in het Haagse" en "'s Gravenhage is een hagedis, hagelwit." Ben ik onterecht erg negatief als ik schrijf dat ik deze zinnen een beetje geforceerd vond overkomen? Excuses. De tweede kandidaat, Hanneke Boertien was ook 46, kwam uit Kampen, had de kunstacademie gedaan en werkte in een kringloopwinkel. Ze begon met een 'lentegedichtje'. "mijn snavel is sneller dan kikkers die kwekken in het riet", dichtte ze. Ze sprak veel over de natuur: "ik ben een hert dat naar mijn koele waterbeken smacht". Haar voordracht kabbelde rustig voort. Tot het laatste gedicht. Daarin werd ze plotseling heftiger. Niet zozeer in haar taal, maar wel in haar voordracht. Ze declameerde een stuk heftiger, toonde meer emotie: "Geniet ik van de bergen, dan ben ik toerist, ben ik bang voor de bergen, dan is dat mijn leven". Een aardige aanloop naar de derde deelnemer was Marlies Somers, een 32 jarige singer/songwriter, die als eerste het echte leven in de brouwerij bracht, die avond. Op boze toon begon ze met het gedicht 'De man'. Verzorgd taalgebruik, af en toe gebruikmakend van de meerwaarde van (binnen)rijm. Ook tijdens haar tweede gedicht bleef de boze toon aanwezig, wat op zich niet raar was: "je vond me echt prachtig met onweer op mijn gezicht". Haar beste gedicht was echter het laatste: 'Dance Valley'. Na afloop een donderend applaus. Daarna mocht de Amsterdammer Sander Meij het podium op. Hij voerde als motto: "poëzie is als schijt, de ene keer is het drek, de andere keer is het een puntgave drol." En begon met het gedicht 'Warmwatermuziek', een bekende boektitel van Charles Bukowski. Het ademde inderdaad ook licht de sfeer van Bukowski, maar ook een beetje die van de poëzie van jurylid Erik Jan Harmens ("je hebt een epigoon", fluisterde een ander jurylid, Simon Vinkenoog hem toe). Maar dankzij het Amsterdamse accent ademde het vooral ook de sfeer van Sander Meij zelf: "...mazzelen dat de bitterballen bij Betty net uit het vet...". Daarna een gedicht over zijn Oma: "en zal ik dan nu maar verklappen waar Oma het zilver heeft verstopt". De vijfde dichter van de avond was Winston Krook, bekend als organisator van diverse poëziehappenings in o.a. discotheek de Winston, PomPoetry en tegenwoordig het wekelijkse zondagmiddagprogramma in kraakkasteel Villa Amstelrust. Hij gaf te kennen geïnspireerd te zijn door de natuur en zulks bleek inderdaad uit zijn eerste en enige gedicht, getiteld 'Boom'. "hoe high moet ik raken om van regenwater schimmel te maken" en "de lucht is blauw, het gras is groen, dus wat the fuck moet ik doen". Het werd steeds rapachtiger, de poëzie van Winston, net als zijn voordracht. Vanaf ongeveer halverwege begon hij net te doen alsof hij een microfoon in zijn hand had. "dit is je bestemmming, vastgelegd als een fucking lemming." Ik hou wel van rap. En dan geeft het niet als het hier en daar een beetje rammelt. De zesde deelnemer, de 28-jarige Niels de Jong, studeerde Algemene Letteren en hield van Lodeizen en Lucebert. Zelf zal hij nog even moeten blijven ploeteren om dat poëtische niveau te benaderen. "Wat mij betreft zijn dichters de ridders van de verloren liefde", herhaalde hij een paar keer in zijn eerste gedicht. Het tweede gedicht was iets beter, "stapje voor stapje kom ik verder", maar het derde bevatte weer geforceerde zinsneden als "er liepen legio letters leeg". Ook de zevende dichter, de 26-jarige Utrechtse Rietveldtstudent Bas van Kempen, had wel potentie, maar het kwam er (nog) niet uit. Het eerste gedicht, "Vol pestbuilen en wormgaten" was nog wel enigszins poëtisch; "de spiegel voorspelt niet veel beter after shave", maar het tweede begon platter: "het idee waarom jij wel dyslectisch moet zijn om bij mij te blijven" en de rest van zijn gedichten hadden ook die sfeer. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn; "er zitten vochtplekken in het systeemplafond" en "Kijkt er al iemand naar mijn navel?" kunnen in een bepaalde context best poëzie opleveren, maar wat mij betreft niet door de context waarmee Bas op de proppen kwam. De achtste deelnemer, Deborah, 36 jaar, uit Bilthoven is in het dagelijks leven crisisbeheerster. Sinds 5 jaar schrijft ze ook gedichten. Ze begon met 'Levensvraag' en droeg voor uit het hoofd. Wat voorbij kwam waren zinsneden als "verlangen naar verlossing van de innerlijke dood", ... "bovenmenselijk een richting kiezen... om 'm daarna te verliezen", ... "met dit schaarse pad" Š "waterwankelende regen". Het taalgebruik was af en toe ronduit archaïsch. Zo had ze het over "de blomme". Jean Pierre Rawie zou er modern bij afsteken. Iets beter op dreef was de volgende dichteres, Mariska Breedland. Van origine Groningse, maar al 10 jaar woonachtig in Amsterdam. Ze werkte "braaf in de horeca" en was verder scenarioschrijfster. Haar poëzie noemde ze "een kraantje naar de ziel". Ze begon met een gedicht over stoppen met roken (altijd leuk) en vervolgde met gedichten over vrouwen, mannen en liefde. "Altijd pijnlijk als ik mezelf zie en altijd weer en stukje mis." Uit het gedicht 'verliefdheid': "ik ben zonder zotheid gek gekregen" en "...tot mijn vellen knisperen onder jouw zolen." Als tiende kandidaat trad een bekende aan; de winnaar van januari eerder dit jaar, Savanne. Hij begon met "wat is allesoverrompelend gekraak". Een opsommingsgedicht. Allesoverrompelend gekraak bleek onder andere "een krant onder een tentamen", "malende hersens", "een pen die beeld voor beeld oproept en wil schrijven wat ik niet schrijf". In het 2e gedicht; "dit alles overrompelend gekraak", ging hij hier op door; "van land geen spoor". Veel viel er niet op aan te merken, echt spannend werd het echter nog niet. Daarna mocht de 38-jarige Edmee uit Den Haag het podium op. Ze had een apart beroep, ze "schrijft speeches voor begrafenissen". Haar eerste gedicht was getiteld 'Vliegzwemmende vissers', waaruit de zin "als tussen de regels 'zijn' wordt gesnapt, dan bijt ik". Daarna het gedicht "Sneeuw in de lucht"; "... Ard Schenk, hij kerft ijs in mijn lijf", Š "mijn rondetijden lengen". Beetje obligaat. In het derde en laatste gedicht 'Onrust' wel een aardig beeld. Ze had het over "ontsnappen, niet zoals lucht uit de koelkast". Maar ik miste de emotie. De eerste ronde werd afgesloten door Sander Koolwijk. Die ging voor de verandering eens op de heftige tour. Onder het motto "over liefde en geloof, godverdomme" begon hij met een gedicht dat heette 'warenhuis van de keuzevrijheid'. Krijgen we een reactie op Roeshoofd hemelt? vroeg ik me direct af, maar dat was geloof ik niet het geval. Sander droeg stevig voor en had het over "van A t/m C t/m Zzzzz", "koffie? Wat voor koffie, Thee? Wat voor thee", "wilt die kamer mee naar boven nemen?" Het tweede gedicht, 'spoorwegen' bevatte poëtischere zinnen; "hoe het zichzelf verloren wist, door wildgroei overmand", maar het derde, "En dat terwijl Henny nog een heel leven voor zich had", was er weer eentje met enigszins cabareteske toon. Het eindigde met: "jij weet 't, ik weet 't, leer er maar mee leven." Marlies handhaafde haar hoge niveau en krachtige voordracht, Sander Meij ("ik kan nog geen non van een moslima onderscheiden") kwam met een nieuwe regelrechte klassieker op de proppen; "de vissen van Amsterdam", waarin briljant gejongleerd werd met het woord "brasem-aas", Mariska viel een beetje tegen, Savanne daarentegen bleek juist zijn betere werk voor deze tweede ronde te hebben gespaard en Edmee ten slotte, ontpopte zich als lichtelijk snobistisch (Een rechttoe rechtaan ego-gedicht waarin de schilder Marc Chagall voorkwam en zinsneden als "later in die hoek las ik nog Plato" en "dat er een hoorn speelde" u get the point). Maar dat geeft niet. We hebben altijd nog het papier. Waardoor ik u hieronder een gedicht van zowel de jury- als van de publiekswinnaar kan presenteren. Twee gedichten dus. Allebei van Marlies Somers.
|
![]() |